Wat is het?
Hepatotoxiciteit is simpelweg giftigheid voor de lever. AAS die oraal beschikbaar zijn, zoals bijvoorbeeld dianabol (methandienon), winstrol (stanozolol), anavar (oxandrolon), etc. zijn hepatotoxisch, dit i.t.t. de AAS die niet oraal beschikbaar en geinjecteerd dienen te worden. Wat hebben al deze hepatotoxische AAS nu met elkaar gemeen, behalve dan dat je ze kunt slikken als pillen? Een alfa-georienteerde methylgroep op het 17e C-atoom. Die methylgroep zit daar om een bepaald metabolisch pad (oxidatie van de 17beta-hydroxyl groep) te belemmeren. Normaal gesproken doen enzymen in je lever dat namelijk razendsnel, maar doordat die methylgroep er zit wordt dit sterisch (ruimtelijk) verhinderd. Bijgevolg zijn ze oraal beschikbaar omdat het metabolisme wordt vertraagd.
De hepatotoxiciteit die optreedt bij gebruik van deze orale, 17alfa-gealkyleerde, AAS wordt gekenmerkt door een verhoging van leverwaarden in het bloed (ALT, AST, GGT); dit zijn namelijk eiwitten die zich in de levercellen bevinden, die vrijkomen in het bloed wanneer de cellen kapot gaan. Verder kan zich, uiteindelijk, geelzucht (icterus) ontwikkelen. In het specifiek, cholestatische icterus. Dit is het gevolg van vernauwing van de galwegen in de lever door de schade aan de levercellen. Verder kunnen zich in zeldzame gevallen bloedgevulde cysten vormen (peliosis hepatis) en in zeer uitzonderlijke gevallen een levercel tumor (hepatocellulair carcinoom).
Wat veroorzaakt het?
Hoogstwaarschijnlijk is het het gevolg van oxidatieve stress. Oxidatieve stress komt, heel kort door de bocht, neer op een disbalans tussen pro-oxidanten en antioxidanten, in het ‘voordeel’ van de pro-oxidanten. In het specifiek zijn reactieve zuurstofradicalen (reactive oxygen species; ROS) hier bij van belang. Dit zijn zeer reactieve moleculen, dit komt heel simpel gezegd omdat ze graag willen reageren met andere moleculen: lipiden, koolhydraten, eiwitten, DNA. Doordat ze hiermee reageren kunnen ze (permanent) deze moleculen wijzigen, met alle gevolgen van dien (e.g. verlies van functie van het molecuul). Een te hoge productie van ROS is dan ook geassocieerd met tal van ziektebeelden.
En hoe ontstaan die ROS? Wel, ze zijn inherent aan het aerobe metabolisme van cellen (metabolisme waarbij zuurstof gemoeid is). Dus de oxidatie van brandstoffen. De oxidatie van brandstoffen levert energie op door een complex samenspel van eiwitten en een zogehete elektronen transport keten. Dit vindt allemaal plaats in de mitochondria; de energiefabriekjes van de cellen. Met een heleboel reacties wordt stukje bij beetje een klein beetje energie losgepeuterd uit de brandstoffen om reacties te laten plaatsvinden die, zonder die energie, niet plaats zouden vinden. Elektronen spelen hierbij, simpel gezegd, een nogal belangrijke rol. Het is belangrijk voor een succesvolle reactie dat de elektronen in ‘bedwang’ worden gehouden. Maar soms ‘lekken’ er een paar weg, en deze reageren dan direct met het aanwezige zuurstof (O2). Wanneer een elektron lekt op O2 krijg je superoxide (O2-). Superoxide kan weer reageren met andere moleculen, maar het is relatief aan sommige andere ROS niet zo heel reactief. De echte badass is de hydroxyl radicaal. Je lichaam heeft echter verdedigings mechanismen om dit te beperken. De superoxide wordt snel omgezet naar waterstofperoxide (H2O2), en vervolgens omgezet naar water (H2O) en zuurstof (O2). Iedere stap gecatalyseerd door specifieke enzymen. Echter is H2O2 ook de precursor voor de hydroxyl radicaal. Je kunt je inbeelden dat als de productie van ROS de verdediging overtreft, dat ROS schade kan toebrengen aan de cellen. En dat zie je dan ook; mitochondriale degeneratie wordt gezien en AAS-geinduceerde hepatotoxiciteit is meermaals in verband gebracht met oxidatieve stress (niet alleen in de lever overigens).
De stijging in ROS wordt veroorzaakt door up-regulatie door androgenen van een eiwit (CPT1) die de rate-limiting stap vormt in de b-oxidatie van vetzuren.
Bovendien is er een sterke relatie tussen de potentie om de androgeen receptor te activeren, diens resistentie tegen metabolisme, en de uiteindelijke hepatotoxiciteit. Feitelijk is het dus een functie van hoe potent een AAS is, en hoe sterk het tegen metabolisme kan. Niet-17alfa-gealyleerde AAS worden echt zeer snel gemetaboliseerd (onschadelijk) gemaakt in de lever, en daardoor krijgen ze eigenlijk niet de kans om voldoende de androgeen receptor te activeren om schade te veroorzaken. 17alfa-gealkyleerde AAS worden echter traag afgebroken en hebben dus wél die kans. Wat het ons dus vertelt is dat de hepatotoxiciteit direct afhangt van de metabole resistentie, de dosering die je neemt, en welke AAS (dus diens potentie om de androgeen receptor te activeren) je neemt.
Wat doe ik er tegen?
Anti-oxidanten! Een fosfolipiden (met fosfatidylcholine in het specifiek die mijn interesse trekt) met vitamine B-complex product lijkt effectief te helpen in een observationele studie met vele AAS gebruikende atleten. Daarnaast zijn er ook aanwijzingen die de effectiviteit van silymarine aanstippen eveneens wegens diens antioxidatieve eigenschappen (als ook anti-androgene eigenschappen, maar geen paniek, het wordt extensief gemetaboliseerd in de lever dus dat bereikt je spierweefsel niet). En, hoewel niet direct onderzocht, lijkt vitamine E mij bij uitstek geschikt als mitochondriale membraan-gelokaliseerde antioxidant.
Uiteraard kun je ook gewoon 17aa-gealkyleerde AAS volledig skippen, dan heb je al die problemen überhaupt niet hè.
Sorry voor geen referenties, die zitten in m'n boek (release in juli) met dit geheel nog een stuk uitgebreider uitgewerkt.
Hepatotoxiciteit is simpelweg giftigheid voor de lever. AAS die oraal beschikbaar zijn, zoals bijvoorbeeld dianabol (methandienon), winstrol (stanozolol), anavar (oxandrolon), etc. zijn hepatotoxisch, dit i.t.t. de AAS die niet oraal beschikbaar en geinjecteerd dienen te worden. Wat hebben al deze hepatotoxische AAS nu met elkaar gemeen, behalve dan dat je ze kunt slikken als pillen? Een alfa-georienteerde methylgroep op het 17e C-atoom. Die methylgroep zit daar om een bepaald metabolisch pad (oxidatie van de 17beta-hydroxyl groep) te belemmeren. Normaal gesproken doen enzymen in je lever dat namelijk razendsnel, maar doordat die methylgroep er zit wordt dit sterisch (ruimtelijk) verhinderd. Bijgevolg zijn ze oraal beschikbaar omdat het metabolisme wordt vertraagd.
De hepatotoxiciteit die optreedt bij gebruik van deze orale, 17alfa-gealkyleerde, AAS wordt gekenmerkt door een verhoging van leverwaarden in het bloed (ALT, AST, GGT); dit zijn namelijk eiwitten die zich in de levercellen bevinden, die vrijkomen in het bloed wanneer de cellen kapot gaan. Verder kan zich, uiteindelijk, geelzucht (icterus) ontwikkelen. In het specifiek, cholestatische icterus. Dit is het gevolg van vernauwing van de galwegen in de lever door de schade aan de levercellen. Verder kunnen zich in zeldzame gevallen bloedgevulde cysten vormen (peliosis hepatis) en in zeer uitzonderlijke gevallen een levercel tumor (hepatocellulair carcinoom).
Wat veroorzaakt het?
Hoogstwaarschijnlijk is het het gevolg van oxidatieve stress. Oxidatieve stress komt, heel kort door de bocht, neer op een disbalans tussen pro-oxidanten en antioxidanten, in het ‘voordeel’ van de pro-oxidanten. In het specifiek zijn reactieve zuurstofradicalen (reactive oxygen species; ROS) hier bij van belang. Dit zijn zeer reactieve moleculen, dit komt heel simpel gezegd omdat ze graag willen reageren met andere moleculen: lipiden, koolhydraten, eiwitten, DNA. Doordat ze hiermee reageren kunnen ze (permanent) deze moleculen wijzigen, met alle gevolgen van dien (e.g. verlies van functie van het molecuul). Een te hoge productie van ROS is dan ook geassocieerd met tal van ziektebeelden.
En hoe ontstaan die ROS? Wel, ze zijn inherent aan het aerobe metabolisme van cellen (metabolisme waarbij zuurstof gemoeid is). Dus de oxidatie van brandstoffen. De oxidatie van brandstoffen levert energie op door een complex samenspel van eiwitten en een zogehete elektronen transport keten. Dit vindt allemaal plaats in de mitochondria; de energiefabriekjes van de cellen. Met een heleboel reacties wordt stukje bij beetje een klein beetje energie losgepeuterd uit de brandstoffen om reacties te laten plaatsvinden die, zonder die energie, niet plaats zouden vinden. Elektronen spelen hierbij, simpel gezegd, een nogal belangrijke rol. Het is belangrijk voor een succesvolle reactie dat de elektronen in ‘bedwang’ worden gehouden. Maar soms ‘lekken’ er een paar weg, en deze reageren dan direct met het aanwezige zuurstof (O2). Wanneer een elektron lekt op O2 krijg je superoxide (O2-). Superoxide kan weer reageren met andere moleculen, maar het is relatief aan sommige andere ROS niet zo heel reactief. De echte badass is de hydroxyl radicaal. Je lichaam heeft echter verdedigings mechanismen om dit te beperken. De superoxide wordt snel omgezet naar waterstofperoxide (H2O2), en vervolgens omgezet naar water (H2O) en zuurstof (O2). Iedere stap gecatalyseerd door specifieke enzymen. Echter is H2O2 ook de precursor voor de hydroxyl radicaal. Je kunt je inbeelden dat als de productie van ROS de verdediging overtreft, dat ROS schade kan toebrengen aan de cellen. En dat zie je dan ook; mitochondriale degeneratie wordt gezien en AAS-geinduceerde hepatotoxiciteit is meermaals in verband gebracht met oxidatieve stress (niet alleen in de lever overigens).
De stijging in ROS wordt veroorzaakt door up-regulatie door androgenen van een eiwit (CPT1) die de rate-limiting stap vormt in de b-oxidatie van vetzuren.
Bovendien is er een sterke relatie tussen de potentie om de androgeen receptor te activeren, diens resistentie tegen metabolisme, en de uiteindelijke hepatotoxiciteit. Feitelijk is het dus een functie van hoe potent een AAS is, en hoe sterk het tegen metabolisme kan. Niet-17alfa-gealyleerde AAS worden echt zeer snel gemetaboliseerd (onschadelijk) gemaakt in de lever, en daardoor krijgen ze eigenlijk niet de kans om voldoende de androgeen receptor te activeren om schade te veroorzaken. 17alfa-gealkyleerde AAS worden echter traag afgebroken en hebben dus wél die kans. Wat het ons dus vertelt is dat de hepatotoxiciteit direct afhangt van de metabole resistentie, de dosering die je neemt, en welke AAS (dus diens potentie om de androgeen receptor te activeren) je neemt.
Wat doe ik er tegen?
Anti-oxidanten! Een fosfolipiden (met fosfatidylcholine in het specifiek die mijn interesse trekt) met vitamine B-complex product lijkt effectief te helpen in een observationele studie met vele AAS gebruikende atleten. Daarnaast zijn er ook aanwijzingen die de effectiviteit van silymarine aanstippen eveneens wegens diens antioxidatieve eigenschappen (als ook anti-androgene eigenschappen, maar geen paniek, het wordt extensief gemetaboliseerd in de lever dus dat bereikt je spierweefsel niet). En, hoewel niet direct onderzocht, lijkt vitamine E mij bij uitstek geschikt als mitochondriale membraan-gelokaliseerde antioxidant.
Uiteraard kun je ook gewoon 17aa-gealkyleerde AAS volledig skippen, dan heb je al die problemen überhaupt niet hè.
Sorry voor geen referenties, die zitten in m'n boek (release in juli) met dit geheel nog een stuk uitgebreider uitgewerkt.
Comment