DEN HAAG - Het aantal Nederlanders dat wekelijks sport, is vorig jaar licht gedaald, maar de laatste jaren wel vrij stabiel. In 2014 was 53 procent van de bevolking elke week sportief bezig, 3 procent minder dan het jaar ervoor. Dat meldden het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) vrijdag in het kader van de Nationale Sportweek.
„Het cijfer is stabiel, maar nog steeds sport dus maar ongeveer de helft wekelijks. Dat aantal zou best omhoog mogen”, aldus Matthijs van den Berg, afdelingshoofd Preventie & Voeding van het RIVM. De afgelopen jaren ligt het percentage sporters tussen 51 en 56.
Het aantal mannen dat wekelijks sport (53,9 procent) lag in 2014 iets hoger dan het aantal vrouwen (51,3 procent). Bij tieners (67,2 procent) en twintigers (65 procent) ligt het percentage het hoogst.
De onderzoekers hebben niet gekeken wat de reden is van de lichte daling van het aantal sportende mensen. „Maar het aantal leden van sportverenigingen is ook wat gedaald, meldde NOCNSF eind vorig jaar, dus dat komt wel overeen met deze cijfers”, aldus Van den Berg. „Het zou met de crisis te maken kunnen hebben, maar dat blijft gissen. Het onderzoek geeft in ieder geval aan dat er ruimte is voor verbetering.”
Foto: ANP
„Het cijfer is stabiel, maar nog steeds sport dus maar ongeveer de helft wekelijks. Dat aantal zou best omhoog mogen”, aldus Matthijs van den Berg, afdelingshoofd Preventie & Voeding van het RIVM. De afgelopen jaren ligt het percentage sporters tussen 51 en 56.
Het aantal mannen dat wekelijks sport (53,9 procent) lag in 2014 iets hoger dan het aantal vrouwen (51,3 procent). Bij tieners (67,2 procent) en twintigers (65 procent) ligt het percentage het hoogst.
De onderzoekers hebben niet gekeken wat de reden is van de lichte daling van het aantal sportende mensen. „Maar het aantal leden van sportverenigingen is ook wat gedaald, meldde NOCNSF eind vorig jaar, dus dat komt wel overeen met deze cijfers”, aldus Van den Berg. „Het zou met de crisis te maken kunnen hebben, maar dat blijft gissen. Het onderzoek geeft in ieder geval aan dat er ruimte is voor verbetering.”