Whehe eindelijk discussie
dat duurde lang !
Ik ga eerst ff in op AMMOEDE
Leefsituatie middengroepen sinds 2002 verslechterd
Tussen 1993 en 2004 is in het algemeen de leefsituatie van de Nederlanders licht verbeterd. De ontwikkelingen per groep lopen echter sterk uiteen. Dit geldt in het bijzonder voor de laatste twee jaar, waarin de gevolgen van de economische teruggang merkbaar beginnen te worden. Een meer dan gemiddelde verbetering van de leefsituatie deed zich tussen 1993 en 2004 voor bij jong-volwassenen (18-35), de groep 65-75-jarigen, alleenstaanden, eenoudergezinnen en bij zowel de hoogste (20%) als de laagste (20%) inkomensgroepen. Van een verslechtering was in diezelfde periode sprake bij paren met kinderen, niet werkenden en laagopgeleiden (maximaal basisonderwijs). Tussen 1993 en 2004 groeide de ongelijkheid in leefsituatie tussen hoge- en lage-inkomensgroepen, hoog- en laagopgeleiden en werkenden en niet-werkenden.
Met wie gaat het beter en met wie gaat het slechter?
De leefsituatie van de verschillende groepen Nederlanders is met een samenvattende maat, de leefsituatie-index, onderling te vergelijken. De index bestaat uit een combinatie van indicatoren op acht belangrijke aspecten van de leefsituatie: gezondheid, wonen, (sociale) participatie, sportbeoefening, bezit van duurzame consumptiegoederen, mobiliteit, vrijetijdsactiviteiten en vakantie.
De gemiddelde score op de leefsituatie-index steeg van 100 in 1997 naar 104 in 2006. Maar ook al is de afgelopen twee jaar de leefsituatie van de Nederlandse burgers over de gehele linie flink verbeterd, dat betekent nog niet dat er geen verschillen meer zouden zijn tussen bevolkingsgroepen. Vooral een laag inkomen draagt bij aan een ongunstige leefsituatie.
Andere relatief gedepriveerde groepen zijn mensen met een inkomen onder de lage-inkomensgrens ; niet-werkenden ; niet-westerse allochtonen ; en mensen met een lage opleiding . Bij deze laatste groepen moet de verklaring meer gezocht worden in de beperkingen die een slechte financiële situatie met zich mee brengt.
Bron:
De Sociale Staat van Nederland 2007 , Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau, september 2007, ISBN 978 90 377 0321 4, prijs € 24,50.
PS. 2008 is nog niet beschikbaar. Maar je kan op op je vingers na tellen dat door deze economische crisis mensen het slechter krijgen.
Armoede steeds oneerlijker verdeeld
Armoede in Nederland wordt door veel sociale wetenschappers in toenemende mate als tijdelijk getypeerd. Uit de recente wetenschappelijke studie Het einde van duurzame armoede? van de Rotterdamse sociologen Peter Achterberg en Erik Snel blijkt dat dit niet waar is. Sterker nog, armoede krijgt in ons land een steeds langduriger karakter en is steeds oneerlijker verdeeld.
Armoede blijkt geen tijdelijk maar juist een permanent karakter te krijgen, schrijven Achterberg en Snel in het blad Sociologie. De sociologen baseren zich op sociaal-economische gegevens van de jaren tachtig van de vorige eeuw tot en met het begin van deze eeuw. Het wordt voor mensen die in armoede verkeren steeds moeilijker om uit deze armoede te ontsnappen en een bestaan boven de armoedegrens op te bouwen.
Ook het veel naar voren gebrachte idee dat vroeger of later iedereen wel een korte periode in aanraking komt met armoede is in deze studie onderzocht. Achterberg en Snel laten zien dat armoede helemaal niet ‘eerlijker’ of ‘democratischer’ verspreid raakt: het zijn in toenemende mate lager opgeleiden, jongeren en vrouwen die niet kunnen ontsnappen aan een leven onder de armoedegrens.
Bron: Erasmus Universiteit Rotterdam
Artikel: P. Achterberg & E. Snel (2008) “Het einde van duurzame armoede? Over ‘vertijdelijking’ en ‘verduurzaming’ van armoede” In: Sociologie 4 (1): 53-68.
dat duurde lang !
Ik ga eerst ff in op AMMOEDE
Leefsituatie middengroepen sinds 2002 verslechterd
Tussen 1993 en 2004 is in het algemeen de leefsituatie van de Nederlanders licht verbeterd. De ontwikkelingen per groep lopen echter sterk uiteen. Dit geldt in het bijzonder voor de laatste twee jaar, waarin de gevolgen van de economische teruggang merkbaar beginnen te worden. Een meer dan gemiddelde verbetering van de leefsituatie deed zich tussen 1993 en 2004 voor bij jong-volwassenen (18-35), de groep 65-75-jarigen, alleenstaanden, eenoudergezinnen en bij zowel de hoogste (20%) als de laagste (20%) inkomensgroepen. Van een verslechtering was in diezelfde periode sprake bij paren met kinderen, niet werkenden en laagopgeleiden (maximaal basisonderwijs). Tussen 1993 en 2004 groeide de ongelijkheid in leefsituatie tussen hoge- en lage-inkomensgroepen, hoog- en laagopgeleiden en werkenden en niet-werkenden.
Met wie gaat het beter en met wie gaat het slechter?
De leefsituatie van de verschillende groepen Nederlanders is met een samenvattende maat, de leefsituatie-index, onderling te vergelijken. De index bestaat uit een combinatie van indicatoren op acht belangrijke aspecten van de leefsituatie: gezondheid, wonen, (sociale) participatie, sportbeoefening, bezit van duurzame consumptiegoederen, mobiliteit, vrijetijdsactiviteiten en vakantie.
De gemiddelde score op de leefsituatie-index steeg van 100 in 1997 naar 104 in 2006. Maar ook al is de afgelopen twee jaar de leefsituatie van de Nederlandse burgers over de gehele linie flink verbeterd, dat betekent nog niet dat er geen verschillen meer zouden zijn tussen bevolkingsgroepen. Vooral een laag inkomen draagt bij aan een ongunstige leefsituatie.
Andere relatief gedepriveerde groepen zijn mensen met een inkomen onder de lage-inkomensgrens ; niet-werkenden ; niet-westerse allochtonen ; en mensen met een lage opleiding . Bij deze laatste groepen moet de verklaring meer gezocht worden in de beperkingen die een slechte financiële situatie met zich mee brengt.
Bron:
De Sociale Staat van Nederland 2007 , Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau, september 2007, ISBN 978 90 377 0321 4, prijs € 24,50.
PS. 2008 is nog niet beschikbaar. Maar je kan op op je vingers na tellen dat door deze economische crisis mensen het slechter krijgen.
Armoede steeds oneerlijker verdeeld
Armoede in Nederland wordt door veel sociale wetenschappers in toenemende mate als tijdelijk getypeerd. Uit de recente wetenschappelijke studie Het einde van duurzame armoede? van de Rotterdamse sociologen Peter Achterberg en Erik Snel blijkt dat dit niet waar is. Sterker nog, armoede krijgt in ons land een steeds langduriger karakter en is steeds oneerlijker verdeeld.
Armoede blijkt geen tijdelijk maar juist een permanent karakter te krijgen, schrijven Achterberg en Snel in het blad Sociologie. De sociologen baseren zich op sociaal-economische gegevens van de jaren tachtig van de vorige eeuw tot en met het begin van deze eeuw. Het wordt voor mensen die in armoede verkeren steeds moeilijker om uit deze armoede te ontsnappen en een bestaan boven de armoedegrens op te bouwen.
Ook het veel naar voren gebrachte idee dat vroeger of later iedereen wel een korte periode in aanraking komt met armoede is in deze studie onderzocht. Achterberg en Snel laten zien dat armoede helemaal niet ‘eerlijker’ of ‘democratischer’ verspreid raakt: het zijn in toenemende mate lager opgeleiden, jongeren en vrouwen die niet kunnen ontsnappen aan een leven onder de armoedegrens.
Bron: Erasmus Universiteit Rotterdam
Artikel: P. Achterberg & E. Snel (2008) “Het einde van duurzame armoede? Over ‘vertijdelijking’ en ‘verduurzaming’ van armoede” In: Sociologie 4 (1): 53-68.
Comment